peel
Niet te verwarren met: Peel |
- peel
- [A] via Middelnederlands pedel van Oudnederlands pedel, wellicht verder te herleiden tot Latijn palus; in de betekenis van ‘drassig veenland’ aangetroffen vanaf 1108 [1] [2] [3]
- [B] via Middelnederlands pelle "vlies" van Latijn pellis "huid, vlies" [4] [5]
- [C] mogelijk van Middelnederlands capeel "hoofdbedekking in de vorm van een kap of krans van bloemen", vergelijk Middelnederduits pêl [6] [7]
[A], [B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | peel | pelen |
verkleinwoord |
[C] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | peel | pelen |
verkleinwoord |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als mannelijk zelfstandig naamwoord.
[C] de peel m
vervoeging van |
---|
pelen |
peel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pelen
- Ik peel.
- gebiedende wijs van pelen
- Peel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pelen
- Peel je?
- Het woord peel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peel" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[8] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ peel (drassig veenland) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "peel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ peel (schil) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ brede band haar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
peel | peels |
peel
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to peel |
he/she/it | peels |
verleden tijd | peeled |
voltooid deelwoord |
peeled |
onvoltooid deelwoord |
peeling |
gebiedende wijs | peel |
peel
- onovergankelijk afbladderen
- onovergankelijk, (informeel) zich (gedeeltelijk) uitkleden
- overgankelijk afpellen, pellen, schillen
- overgankelijk, (spel) (de bal) door de croquetpoort heen slaan