Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘drassig veenland’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1108 [1]

Werkwoord

vervoeging van
pelen

peel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pelen
    • Ik peel. 
  2. gebiedende wijs van pelen
    • Peel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pelen
    • Peel je? 

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen