schillen
- schil·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schillen |
schilde |
geschild |
zwak -d | volledig |
schillen
- overgankelijk de schil van een vrucht verwijderen
- Vergeet je de aardappels niet te schillen?
- geschil, schilhout, schilijzer, schillenbak, schillenboer, schillenmand, schiller, schilling, schilploeg
1. de schil van een vrucht verwijderen
de schillen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schil
- Het woord schillen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schillen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "schillen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schillen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be