schilling
- schil·ling
- van Duits Schilling, in de betekenis van ‘munteenheid van Oostenrijk’ voor het eerst aangetroffen in 1930, cognaat met van schelling [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schilling | schillingen |
verkleinwoord |
de schilling v
- (economie) (historisch) Oostenrijkse munteenheid die onderverdeeld was in 100 groschen
In 2002, bij de overgang naar de Euro, was de schilling ongeveer 7 eurocent waard (1 euro = 13,7603 schilling). - (numismatiek) Oostenrijks muntstuk met de waarde van 1 schilling
- Het woord schilling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schilling" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "schilling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schilling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be