patat
- pa·tat
- In de betekenis van ‘(in België) aardappel’ voor het eerst aangetroffen in 1762 [1]
- pseudo-Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | patat | patatten |
verkleinwoord | patatje | patatjes |
de patat m
- (voeding) Noord-Nederlandse benaming voor een gerecht of snack van gefrituurde aardappelreepjes ('patat frites')
- (voeding) (elders) aardappel
1. gefrituurde aardappelreepjes
- Het woord patat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "patat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "patat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
patat
patat