partieel
- par·ti·eel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gedeeltelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1819 [1]
- afgeleid van part met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | partieel | partiëler | partieelst |
verbogen | partiële | partiëlere | partieelste |
partitief | partieels | partiëlers | - |
partieel
partieel
- niet volledig
- De lening werd slechts partieel terugbetaald.
1.
- Het woord partieel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "partieel" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "partieel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ partieel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be