paleis
- pa·leis
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vorstelijk verblijf’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Van Latijn palatium (paleis), van Latijn Mons Palatinus (de Palatijnse heuvel), een van de zeven heuvels in Rome waar het paleis van Augustus stond. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paleis | paleizen |
verkleinwoord | paleisje | paleisjes |
het paleis o
- (adel) een aanzienlijk gebouw dat een openbare functie heeft of een (woon)huis voor een staatshoofd is
1. een aanzienlijk gebouw dat een openbare functie heeft of een (woon)huis voor een staatshoofd is
- Het woord paleis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paleis" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "paleis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ paleis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nos.nl (9-sep-2019)
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be