zomerpaleis
  • zo·mer·pa·leis
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerpaleis zomerpaleizen
verkleinwoord zomerpaleisje zomerpaleisjes

het zomerpaleiso

  1. (bouwkunde) paleis geschikt om in de warme zomermaanden te bewonen
     Natuurlijk wil ik het terracottaleger van Xian nog weleens zien, het Zomerpaleis bezoeken, naar de bergvolkeren in het zuiden en met de Hemeltrein naar Tibet.[2]
     De zeventien jaar oude hond stierf zaterdag in het Klai Kangwon-zomerpaleis in Hua Hin aan ouderdom, aldus een bericht van de faculteit diergeneeskunde van de Kasetsart Universiteit.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “China: nooit meer zo mooi en meeslepend als eerste keer” (15-06-2015), Tubantia
  3.   Weblink bron “Thais hof in rouw na dood lievelingshond Tong Daeng” (28-12-2015), Tubantia