paardenvoet
- Geluid: paardenvoet (hulp, bestand)
- paar·den·voet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paardenvoet | paardenvoeten |
verkleinwoord | paardenvoetje | paardenvoetjes |
de paardenvoet m
- de hoef van een paard
- ▸ De kolken onderweg herhaalden 't Geklikklak van de paardenvoet.[2]
- ▸ Hij hamert nog eens op het ijzer, en loopt een paar keer heen en weer. Ten slotte slaat hij nagels of spijkers door gaatjes in het ijzer heen schuin in de paardenvoet. „Sla je te ver naar buiten, dan gaat de hoef brokkelen. Sla je te ver naar binnen, dan begint het paard te steigeren en komt er bloed tevoorschijn.”[3]
- (plantkunde) Nymphaea alba
- (medisch) aangeboren afwijkende stand van de voet
- [1] paardenhoef
- [3] talipes equinovarus, horrelvoet, klompvoet
- Het woord paardenvoet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron Clasina van den Heuvel“Het sist, het rookt, het paard blijft kalm” (2 juli 2008), Reformatorisch Dagblad