• IPA: /paːtɛk/
  • pá·sek
  • Afgeleid van het zelfstandige naamwoord pás met het achtervoegsel -ek

pásek monbezield

  1. band, lint, riem; breed koord, langwerpige strook
  2. (kleding) riem; een band van leer of een ander materiaal
  1. páska v
  2. opasek monbezield, pás monbezield

pásek mbezield

  1. (spreektaal)(historisch) dandy; een jonge man die een onconformerende levensstijl heeft, zich excentrisch kleedt, bekend is met rock 'n roll en de westerse cultuur bewondert


pásek

  1. genitief meervoud van páska