overgangstijd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·gangs·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overgangstijd | overgangstijden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de overgangstijd m
- periode waarin men overgaat van de ene naar een andere situatie; periode met veel veranderingen
- ▸ Overgangstijd hypotheek tot 1 april: Mensen die hun aflossingsvrije hypotheek willen omzetten in een spaar- of beleggingshypotheek, kunnen dat nog tot 1 april doen. Dat heeft minister Blok bekendgemaakt.[1]
- ▸ Op tafel ligt nog de vraag of de importheffingen per direct worden opgeheven of dat er een overgangstijd komt, als een stok achter de deur om te zien of China wel aan zijn verplichtingen voldoet.[2]
- (biologie) periode dat een vrouw steeds minder menstruaties krijgt totdat ze in het geheel niet meer menstrueert
Synoniemen
Verwante begrippen
- [1] tussentijd, tussenperiode
- [2] climacterium, menopauze
Gangbaarheid
- Het woord overgangstijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Overgangstijd hypotheek tot 1 april” (07-12-2012), NOS
- ↑ Weblink bron “'Einde handelsoorlog tussen VS en China nabij'” (04-03-2019), NOS