• over·dracht
enkelvoud meervoud
naamwoord overdracht overdrachten
verkleinwoord - -

de overdrachtv / m

  1. officieel iets in handen van de andere partij geven
    • De overdracht van het nieuwe huis vindt morgen plaats. 
  2. (natuurkunde) het doorgeven van kracht of energie van het ene lichaam op het andere
    • Bij wrijving vindt er overdracht van energie plaats, waarbij bewegingsenergie dissipeert naar warmte. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]