Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ambts·over·dracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ambtsoverdracht ambtsoverdrachten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ambtsoverdrachtv / m

  1. plechtigheid waarbij een opvolger de functie van zijn voorganger overneemt
     Oktober 1989, vlak voor haar ambtsoverdracht aan Maij-Weggen, tekende minister Smit-Kroes een design & build-aannemingscontract met BMK.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Dirk van Delft
    “Twee Eiffeltorens in de Waterweg” (9 november 1995) op nrc.nl