ambtsoverdrachten

  • ambts·over·drach·ten

de ambtsoverdrachtenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ambtsoverdracht
      En hij vermeldt er ook bij, dat er veel reden was te vinden voor dat geloof in het feit, dat nieuwe burgemeesters telkens bij de ambtsoverdrachten de aanwezige schat met de boeken vergeleken en onder eede overnamen en dat de nieuwe functionarissen, die niet altijd vriendschappelijk tegenover de aftredenden stonden, het dus zeker wel eens zouden hebben uitgebracht, als er ooit iets aan den metaalschat mocht hebben ontbroken.[1]
  1.   Weblink bron
    Ant. van Gijn
    Adam Smith over bankwezen (Amsterdamsche Wisselbank) in: De Economist  , jrg. 72 nr. 1 (1923), p. 450