Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: órk
  • ork
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘walvisachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1862 [1]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord ork orks
verkleinwoord orkje orkjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord ork orken
verkleinwoord orkje orkjes

de orkm

  1. fictieve wezentjes die in groepsverband leven en gewoonlijk de vijand van de mensen zijn
  2. orka


  • ork
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord orka (arbeid, last).

[A] ork o

  1. inspanning, moeite
    «Det er et ork å lese til eksamen i 30 graders varme.»
    Het is een moeite om te lezen voor het examen in 30 graden hitte.
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ork     orket     -     -  
genitief   orks     orkets     -     -  

[B] ork m/o

  1. uithoudingsvermogen, energie
    «Han har ork til å starte et nytt prosjekt.»
    Hij heeft het uithoudingsvermogen om met een nieuw project te beginnen.
m
[B]
optioneel
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ork     orken     -     -  
genitief   orks     orkens     -     -  
o
[B]
optioneel
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ork     orket     -     -  
genitief   orks     orkets              


  • ork
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord orka (arbeid, last).

ork o

  1. inspanning, koeliwerk
    «Det er eit ork å arbeide overtid kvar dag.»
    Het is een inspanning om te werken overuren elke dag.
  2. uithoudingsvermogen, energie
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ork     orket     -     -  
genitief