Nederlands

 
[1] stenen ophoging gebruikt als tafel
 
[2] ophoging van een weg door er grond over te storten
Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ho·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ophoging ophogingen
verkleinwoord ophoginkje ophoginkjes

Zelfstandig naamwoord

de ophogingv

  1. iets wat hoger gelegen is dan de omgeving
  2. het hoger maken van iets
    • Over de ophoging van Emmastraat nummer 36: "Het is wellicht stijlvol gedaan maar dit is geschiedvervalsing en een aantasting van het gezicht van de wijk." [2] 
  3. (figuurlijk) iets beter maken dan het nu is
    • Ze vindt de uitslag een 'hakken over de sloot'-verhaal, omdat de schoolbesturen geluk zouden hebben met minder kinderen in de loting door vertrekkende gezinnen uit de stad. Ook maakt ze zich zorgen over kinderen die na de citotoets in april nog een ophoging van het schooladvies krijgen en een andere school mogen kiezen. "Die kinderen kunnen straks alleen nog op de overige scholen terecht,"aldus Bootsma.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen