opheffing
- op·hef·fing
- Naamwoord van handeling van opheffen met het achtervoegsel -ing
- De overdrachtelijke verschuiving van de letterlijke betekenis van “optillen” voor het werkwoord opheffen en zijn abstracte afleiding opheffing wordt ook in verschillende talen aangetroffen, zie hieronder.
- [1] Leenvertaling van kerkelijk Latijn elevatio (corporis) “het optillen, de opheffing van het lichaam (van Jezus Christus)”.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opheffing | opheffingen |
verkleinwoord |
de opheffing v
- het opheffen, optillen (gezegd van het menselijk lichaam)
- (figuurlijk) de afschaffing van iets
- De opheffing van de slavernij heeft in veel landen pas plaatsgevonden in de 19de eeuw.
- (figuurlijk) de beëindiging van iets
- Meer dan 100 jaar na de oprichting was er de opheffing van de vroeger zo grote politieke partij.
- [2] invoering
- [3] oprichting
1. het optillen
2, 3. (figuurlijk) beëindiging, afschaffing
- Het woord opheffing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opheffing" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be