• op·die·pen

opdiepen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opdiepen
diepte op
opgediept
zwak -t volledig
  1. (figuurlijk) iets uit het verborgene te voorschijn halen
    • De cijfers, die De Witte en Hindriks in hun rapport opdiepen, zijn stuitend. [2] 
    • George Baker kan tal van anekdotes opdiepen. ,,Hij kon meesterlijk sterke verhalen vertellen. Hij was een gigant. [3] 
     Ze deed een poging om in het zwarte gat van haar geheugen beelden op te diepen.[4]
89 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard ZATERDAG 9 SEPTEMBER 2017
  3. Tubantia 29-06-2015 je zou bijna zeggen Bakerpraatjes
  4. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be