• oor·logs·pad
enkelvoud meervoud
naamwoord oorlogspad oorlogspaden
verkleinwoord

het oorlogspado

  1. (figuurlijk) toestand waarin met een oorlog of conflict aangaat
    • ‘Er is een mierenkolonie,’ zeg ik, ‘en die leeft van een buurkolonie. Ze leven naast elkaar zonder dat er iets gebeurt. Dan gaat de ene kolonie ineens op oorlogspad. Er volgt een heftige strijd met nogal wat slachtoffers. De rovende kolonie verschaft zich toegang tot de andere en rooft daar eieren. [3]
    • Zelfs een stoïcijn als Huygens had ook al eens nood aan een soldatenlief, als het oorlogspad hem te eenzaam werd. [4]
  2. (verouderd) door Indianen gebruikte route om ten strijde te trekken
    • Die fonkelende banieren marcheeren nu dag aan dag voorwaarts over de verre heuvelen, niet in groote gelederen, maar in afzonderlijke groepen, achter elkander marcheerende als Indianen op het oorlogspad. [5]
  • op het oorlogspad gaan
oorlog gaan voeren, een conflict gaan uitvechten
  • op het oorlogspad zijn
oorlog voeren, het conflict aangaan
  • zich op het oorlogspad begeven
zich bezig gaan houden met oorlog voeren, ruzie zoekend