• on·ver·huld
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onverhuld onverhulder onverhuldst
verbogen onverhulde onverhuldere onverhuldste
partitief onverhulds onverhulders -

onverhuld

  1. open en bloot, zonder iets te verbergen of te bedekken
    • Geregeld klinkt uit hun handzame, 176 pagina's tellende boek de verzuchting door dat zij zo graag over een dagboek, correspondentie of andere egodocumenten hadden willen beschikken. Bronnen die hun in staat zouden hebben gesteld om te weten wie zij was en wat ze met welk oogmerk heeft gedaan. In plaats daarvan moeten ze volstaan met een kleine geschiedenis van de Bataafse en napoleontische tijd in Haarlem, en met - onverhulde - speculaties over de rol die Hodshon daarbij kan hebben gespeeld.[1] 
    • Het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken noemde de maatregel een 'schandaal'. Woordvoerster Maria Zacharova zei dat het om een 'bewuste en onverhulde discriminatie van de Russische media'ging, en dat in een land 'dat altijd heel waakzaam is geweest als het gaat om de vrijheid van meningsuiting'.[2] 
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]
  1. Volkskrant Sander van Walsum 1 juli 2017
  2. Volkskrant Bert Lanting 28 april 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be