• on·ver·draag·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onverdraaglijk onverdraaglijker onverdraaglijkst
verbogen onverdraaglijke onverdraaglijkere onverdraaglijkste
partitief onverdraaglijks onverdraaglijkers -

onverdraaglijk

  1. niet te verdragen; iets wat zo erg is dat men het niet kan accepteren
     De Fransen, die onverdraaglijk hooghartige kwasten, hadden gekregen wat ze verdienden.[1]
     De gedachte dat deze triviale etiquettekwestie de dood van achttien mensen had veroorzaakt, was onverdraaglijk geweest. Maar dat was dus niet zo.[1]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be