onuitstaanbaar
- Geluid: onuitstaanbaar (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɔnœytˈstanbar / (4 lettergrepen)
- on·uit·staan·baar
- afleiding van uitstaanbaar met het voorvoegsel on- [1]
onuitstaanbaar
- zo vervelend dat je er niet bij in de buurt kunt blijven
- Hij is een onuitstaanbare jongen die altijd de meisjes lastig valt.
- ▸ Zoals hij zichzelf herinnerde uit die tijd, iets wat hij niet graag deed, moest hij ondraaglijk zelfverzekerd zijn geweest, verbaal sterk, gewend om alle discussies te winnen, kortom onuitstaanbaar.[2]
- Het woord onuitstaanbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onuitstaanbaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be