ontzind
- ont·zind
- naamwoord van handeling van zinnen met het voorvoegsel ont-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ontzind | ontzinder | ontzindst |
verbogen | ontzinde | ontzindere | ontzindste |
partitief | ontzinds | ontzinders | - |
ontzind [1]
- van het verstand beroofd
- ▸ Na een scheiding bewoont Rob Spithorst nu al vijftien jaar zijn 32 vierkante meter in de Joannes Reddingiusstraat
('Grimmig waait de wond, ontzind
schudt het kreunend loof der bomen')
in de Dichtersbuurt.[2] - ▸ ‘Wil, wereld, mij ontzien mijn Musa, blind.
Zij droomt voorwoordelijk in gedachtekrocht
waar woord om woord mijn oordeel haar bevocht
die onbetwijfelbaar is maar ontzind.
Hoe luid en onwelluidend uw geluid!
Onhoorbaar, ongezien haar spraak van puur
cerebrum in formules van azuur,
die het metrum van het bloed der mieren duldt.’[3]
- ▸ Na een scheiding bewoont Rob Spithorst nu al vijftien jaar zijn 32 vierkante meter in de Joannes Reddingiusstraat
- Het woord ontzind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontzind" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Door Marcel van Lieshout“Junks komen Dichtersbuurt niet meer in” (23 februari 2011), de Volkskrant
- ↑ Weblink bron Christine D’haen“Paul Demets en Margot Vanderstraeten staan stil bij de dood van Christine D’haen(1923-2009)Ode aan een buitengewone dichteres” (9 september 2009), De Morgen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be