ontwijden
- ont·wij·den
ontwijden [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontwijden |
ontwijdde |
ontwijd |
zwak -d | volledig |
- iets of iemand van zijn heiligheid ontdoen
- Het ware beter geweest helemaal te zwijgen over Kerstmis dan op dergelijke wijze de collectieve herinnering aan en beleving van Kerstmis te ontwijden. [2]
- De in Enschede geboren en getogen rabbijn schrijft dat zo ‘geprobeerd werd’ de bouwplaats voor de nieuwe moskee op ‘een afschuwelijke manier te ontwijden’. Maar onverlaten zal dat nooit lukken, stelt hij. ‘Bewust kies ik de woorden ‘geprobeerd te ontwijden’. Daar waar het gaat om een heilige gebedsplaats, die gaat dienen om de Allerhoogste in Zijn gebed te eren, zal het nooit mogelijk zijn om deze plek door onverlaten te ontwijden.’ [3]
- Kardinaal Wim Eijk gaat onderzoeken of de Sint Willibrordkerk in Utrecht ontwijd is door een theatervoorstelling die er op dit moment wordt gespeeld. Als dat inderdaad het geval is, moet de aartsbisschop besluiten of er geen missen meer mogen worden opgedragen in de katholieke kerk. [4]
- Het woord ontwijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontwijden" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 2 januari 2018 Door u is Kerstmis ontwijd
- ↑ Tubantia Lucien Baard 14-11-17 Rabbijn steekt Enschedese moslims hart onder de riem na Pegida-actie
- ↑ De Telegraaf 19 mei 2014 Kardinaal onderzoekt ontwijding kerk Utrecht
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be