ontwijdde
- ont·wijd·de
vervoeging van |
---|
ontwijden |
ontwijdde
- enkelvoud verleden tijd van ontwijden
- Ik ontwijdde.
- Jij ontwijdde.
- Hij, zij, het ontwijdde.
- Ik ontwijdde.
- Het woord ontwijdde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.