ontstichten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ontstichten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontstichten | te ontstichten | ||||||
toekomend | zullen ontstichten | te zullen ontstichten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontsticht | te hebben ontsticht | ||||||
toekomend | ontsticht zullen hebben | ontsticht te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
ontstichtend | ontsticht | ev. ontsticht |
mv. verouderd ontsticht |
ontstichte | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontsticht | ontsticht | ontsticht | ontsticht | ontsticht | ontstichten | ontstichten | ontstichten | |
verleden (o.v.t.) | ontstichtte | ontstichtte | ontstichtte | ontstichtte | ontstichtte | ontstichtten | ontstichtten | ontstichtten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontstichten | zult/zal ontstichten | zult/zal ontstichten | zult ontstichten | zal ontstichten | zullen ontstichten | zullen ontstichten | zullen ontstichten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontstichten | zou ontstichten | zou(dt) ontstichten | zoudt ontstichten | zou ontstichten | zouden ontstichten | zouden ontstichten | zouden ontstichten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontsticht | hebt ontsticht | hebt/heeft ontsticht | hebt ontsticht | heeft ontsticht | hebben ontsticht | hebben ontsticht | hebben ontsticht | |
verleden (v.v.t.) | had ontsticht | had ontsticht | had ontsticht | hadt ontsticht | had ontsticht | hadden ontsticht | hadden ontsticht | hadden ontsticht | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontsticht hebben | zal/zult ontsticht hebben | zult/zal ontsticht hebben | zult ontsticht hebben | zal ontsticht hebben | zullen ontsticht hebben | zullen ontsticht hebben | zullen ontsticht hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontsticht hebben | zou ontsticht hebben | zou/zoudt ontsticht hebben | zoudt ontsticht hebben | zou ontsticht hebben | zouden ontsticht hebben | zouden ontsticht hebben | zouden ontsticht hebben |