[1] Ontleden van een kikker.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·le·den
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van lid met het voorvoegsel ont- met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontleden
ontleedde
ontleed
zwak -d volledig

Werkwoord

ontleden

  1. overgankelijk iets in zijn bestanddelen uiteendoen
    • Als onderdeel van dit practicum zullen we een muis ontleden. 
  2. ergatief (scheikunde) een reactie ondergaan waarbij complexe moleculen of verbindingen in eenvoudigere eenheden uiteenvallen
    • Kalksteen ontleedt bij verhitting in ongebluste kalk en koolzuur. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen