• ana·ly·se·ren
  • In de betekenis van ‘een analyse toepassen op’ voor het eerst aangetroffen in 1635 [1]
  • Van het Engelse analyse of het Franse analyser met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
analyseren
analyseerde
geanalyseerd
zwak -d volledig

analyseren

  1. overgankelijk gedetailleerd en nauwkeurig bekijken
    • We moeten dit probleem nauwkeurig analyseren, daarna kunnen we pas oplossingen zoeken. 
     Door tijdelijk afstand van je vertrouwde leven te nemen en door zonder je partner op pad te gaan, krijg je tijd en ruimte om je leven vanuit een fris perspectief te bekijken, om de keuzes die je hebt gemaakt te analyseren en de tijd die voor je ligt te overdenken.[3]
     Hierna kneep hij zijn ogen iets samen, alsof hij heel snel een veelomvattend onderwerp analyseerde.[4]
  2. (psychologie) behandelen met de methode van de psychoanalyse
    • Deze man heeft zich al tien jaar lang laten analyseren, zonder dat zijn problemen minder werden. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]