Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ana·ly·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen analytisch analytischer
verbogen analytische analytischere
partitief analytisch analytischers -

Bijvoeglijk naamwoord

analytisch [1]

  1. op analyse berustend, daarmee werkend, daaruit bestaand, ontledend
  2. analyserend
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen