Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·se·ri·eus
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onserieus onserieuzer onserieust
verbogen onserieuze onserieuzere onserieuste
partitief onserieus onserieuzers -

Bijvoeglijk naamwoord

onserieus [1]

  1. niet serieus
     Linthorst speelde twee jaar in de jeugd van PSV. „Maar omdat ik weinig speelde en niet lekker in mijn vel zat, besloot ik terug te gaan naar VVV. De overschrijving kwam te laat rond, zodat ik een jaar bij amateurclub Venlosche Boys moest spelen. Dat was heel onserieus, niet professioneel, maar wel heel gezellig.[2]
     Terwijl we heus dachten dat een klein beetje geflirt ons helpt, blijkt dat het eerder wordt gezien als irritant en onserieus.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    JEROEN KAPTEIJNS
    “’Ik denk dat Venlo hier wel trots op is’” (26 aug. 2019), De Telegraaf
  3.   Weblink bron
    Pauline Bijster
    “Wat de vrouw fout doet” (19/11/2012), HP de Tijd
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be