onserieus
- on·se·ri·eus
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onserieus | onserieuzer | onserieust |
verbogen | onserieuze | onserieuzere | onserieuste |
partitief | onserieus | onserieuzers | - |
onserieus [1]
- niet serieus
- ▸ Linthorst speelde twee jaar in de jeugd van PSV. „Maar omdat ik weinig speelde en niet lekker in mijn vel zat, besloot ik terug te gaan naar VVV. De overschrijving kwam te laat rond, zodat ik een jaar bij amateurclub Venlosche Boys moest spelen. Dat was heel onserieus, niet professioneel, maar wel heel gezellig.[2]
- ▸ Terwijl we heus dachten dat een klein beetje geflirt ons helpt, blijkt dat het eerder wordt gezien als irritant en onserieus.[3]
1. niet serieus
- Het woord onserieus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onserieus" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron JEROEN KAPTEIJNS“’Ik denk dat Venlo hier wel trots op is’” (26 aug. 2019), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron Pauline Bijster“Wat de vrouw fout doet” (19/11/2012), HP de Tijd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be