onoprechtheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·op·recht·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onoprechtheid | onoprechtheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de onoprechtheid v
- het niet eerlijk zijn
- ▸ Kitty wist dat deze onoprechtheid voortkwam uit zijn liefde voor zijn broer, uit een gevoel van schaamte over zijn eigen al te groot geluk en vooral uit zijn voortdurend verlangen beter te worden.[2]
Synoniemen
- dubbeltongigheid, trouweloosheid, geniepigheid, dubbelhartigheid, valsheid, boosaardigheid, oneerlijkheid, bedrieglijkheid, leugenachtigheid, geveinsdheid
Antoniemen
Vertalingen
1. het niet eerlijk zijn
Gangbaarheid
- Het woord onoprechtheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.