• dub·bel·har·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord dubbelhartigheid dubbelhartigheden
verkleinwoord

de dubbelhartigheidv

  1. het twee tegengestelde dingen tegelijk vinden
     Wij hadden al afgesproken de hele schertsvertoning met een half oog via de live-uitzending op televisie te volgen, het scherm onze hoon niet te sparen, en de smaak van nationale dubbelhartigheid na afloop met een glas sterk spul weg te spoelen.[2]
     Assad verwijt het Westen dubbelhartigheid. "Het Westen huilt om de vluchtelingen maar steunt de terroristen sinds het begin van deze crisis, toen ze nog spraken van een 'vreedzame opstand'. Later hadden ze het over 'gematigde oppositie'.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron “Assad: Westen heeft vluchtelingencrisis zelf ontketend” (16-09-2015), NOS