• on·ge·do·cu·men·teerd
stellend
onverbogen ongedocumenteerd
verbogen ongedocumenteerde
partitief ongedocumenteerds

ongedocumenteerd

  1. zonder vastlegging in blijvende vorm, zonder schriftelijk bewijs
     „Over Schiphol-oost heb ik vrijwel onmiddellijk na mijn aantreden gezegd dat ik daar meer ruimte nodig heb, maar humaner dan op dit moment. We hebben de behoefte bij Justitie mensen aan de grens op te houden. Mensen die volstrekt ongedocumenteerd aan de grens aankomen, die uit zijn op lotsverbetering. Die mensen laten we niet toe.[1]
     Misschien hadden de postmodernisten ook een boekje moeten maken met als titel 'Het postmoderne uitgelegd aan onze oudjes', want ook zij worden blootgesteld aan de beeldenstroom van de televisie, en ze zouden weleens heimwee kunnen krijgen naar de tijd toen ze nog jong en ongedocumenteerd waren.[2]
  2. (eufemisme) (van personen) zijnde illegaal, zonder geldige verblijfsvergunning
     Ik kan zien of iemand ongedocumenteerd is; dat zie je aan iemands blik.' Dan wijst ze twee mannen aan die met de armen over elkaar en met hun kin naar beneden zitten.[3]
  1.   Weblink bron
    Frank Vermeulen
    Kosto: geen asielzoekerscentra met een schildwacht, in: NRC Handelsblad, Rotterdam (5 juni 1991), p. 3 op Delpher.nl  
  2.   Weblink bron
    Anil Ramdas
    Auschwitz (Zaterdags Bijvoegsel) in: NRC Handelsblad, Rotterdam (14 mei 1994), p. 2 op Delpher.nl  
  3.   Weblink bron
    Heiba Targhi Bakkali
    Vluchtgarage: 'Men heeft ons in de steek gelaten' in: Het Parool, Amsterdam (8 februari 2014) op parool.nl