• sans-pa·piers
enkelvoud meervoud
naamwoord sans-papiers sans-papiers
verkleinwoord - -

de sans-papiersm

  1. vreemdeling die zonder identiteitsbewijs of ander vereist document in een land verblijft
    • De mannen maken deel uit van een groep van 170 Afghaanse sans-papiers, die gisteren [...] een verblijfsvergunning kwamen eisen.[1] 
  1. "In de boeien", Metro België (23 oktober 2013).


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  sans-papiers     la sans-papiers     sans-papiers     les sans-papiers  

sans-papiers m/v

  1. iemand zonder identiteitsbewijs of ander document waaruit blijkt dat hij in het land mag verblijven, sans-papiers
    «Sous Nicolas Sarkozy, plusieurs dizaines de sans-papiers scolarisés ont été expulsés avant la fin de leurs études.»
    Onder Nicolas Sarkozy zijn verschillende tientallen schoolgaande illegalen voor het einde van hun studies uitgewezen.[1]
  1. "France : L'école s'enflamme sur les sans-papiers", La Libre Belgique (17 oktober 2013).