• on·ge·con·cen·treerd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongeconcentreerd ongeconcentreerder ongeconcentreedst
verbogen ongeconcentreerde ongeconcentreerdere ongeconcentreedste
partitief ongeconcentreeds ongeconcentreerders -

ongeconcentreerd

  1. zonder aandacht, zonder focus
     Ik was zo ongeconcentreerd dat de leraren het zagen en me uit pure balorigheid vragen stelden zodat ik of ging staan en lijdend voorwerp antwoordde wanneer het naamwoordelijk deel van het gezegde moest zijn of me moest verontschuldigen omdat ik de vraag niet had gehoord.[2]
     Dat het verschil uiteindelijk maar veertien punten bedroeg, had Jolly Jumpers geheel aan zichzelf te danken. De Tubbergse formatie speelde in de eerste helft ongeconcentreerd en vreselijk slordig. Ballen werden zo maar weggegooid, eenvoudige kansen werden gemist en Haren profiteerde optimaal.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Weblink bron
    Rene Leferink
    “Jolly Jumpers pas na rust langs hekkensluiter” (10-03-2021), Tubantia