• on·ge·ar·ti·cu·leerd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongearticuleerd ongearticuleerder ongearticuleerdst
verbogen ongearticuleerde ongearticuleerdere ongearticuleerdste
partitief ongearticuleerds ongearticuleerders -

ongearticuleerd [1]

  1. niet duidelijk uitgesproken en daardoor niet goed verstaanbaar
     Uit hun ongearticuleerde kreten, hun gesis, viel niets over de ruzie op te maken.[2]
     Voordat Steinz in de zomer van 2013 de diagnose ALS kreeg had hij gemerkt dat zijn hardlooptijden snel slechter werden, dat hij stemproblemen kreeg en dat hij ongearticuleerd begon te praten.[3]
  2. zonder duidelijke structuur
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Journalist Steinz (52) overleden, chroniqueur van ziekte ALS” (30-08-2016), NOS