ongeleed
- on·ge·leed
stellend | |
---|---|
onverbogen | ongeleed |
verbogen | ongelede |
partitief | ongeleeds |
ongeleed
- (zoötomie) (van lichaam of lichaamsdeel) in de lengterichting één geheel vormend, zonder zichtbare onderverdeling
- Slakken, oesters en mossels zijn voorbeelden van weekdieren. Evenals de wormen hebben ze geen geraamte en missen ze de poten. Hun lichaam is echter ongeleed. [2]
- (plantkunde) (van delen van planten) één geheel vormend, zonder zichtbare onderdelen
- Lip uit twee duidelijk gescheiden delen bestaand ... 11
Lip ongeleed ... 12 [3]
- Lip uit twee duidelijk gescheiden delen bestaand ... 11
- (bouwkunde) één geheel vormend, zonder zichtbare onderverdeling
- De toren is ongeleed, heeft enkele lichtsleuven en aan drie zijden een rondboognis met een oorspronkelijk dubbel galmgat. [4]
- (taalkunde) (van woorden) niet gevormd uit delen met een eigen betekenis
- Waarschijnlijk is 'huisraad' voor de huidige taalervaring alleen nog formeel een geleed woord, maar is het semantisch gezien al ongeleed. [5]
- (taalkunde) (van zinnen) zonder bijzinnen
- De zinnen zijn nooit lang of ingewikkeld, vaak ongeleed. [6]
- één geheel vormend
- Een maan- en sterrenloze nacht. Ongeleed donker was het niet, je zag hier en daar lichtjes in het samengevloeid zwarte silhouet van bebouwing en geboomte achter het strand en een van de hotels liet naar de zee toe een fel zoeklicht schijnen. [7]
- De voor de hand liggende conclusie, namelijk dat er klaarblijkelijk twee tegenovergestelde soorten reacties zijn geweest, trekt hij evenwel niet; in zijn behoefte om de receptie te verklaren vanuit ‘de algemeene geest van een geheel lezerspubliek’ stelt hij bewonderaars en bestrijders als in wezen nauw verwant voor. Aldus in feite voortbouwend op een conceptie die reeds meermalen met betrekking tot Wolff en Deken was geformuleerd, construeert hij tenslotte een ongeleed publiek dat Werther en Stella tegelijk bewonderde en verwierp. [8]
-
Het lichaam van een slak is ongeleed.
-
De lip van deze bloem is ongeleed.
-
De toren van de dorpskerk in Bunnik is ongeleed.
- [2] afgeleid, samengesteld
- Het woord ongeleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongeleed" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[9] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Nauta, I.Eenvoudige dierkunde 4e druk (1938) Noordhoff, Groningen; p. 42; geraadpleegd 2018-12-12
- ↑ Heukels, H. & W.H. WachterBeknopte schoolflora voor Nederland (1936) Noordhoff, Groningen; p. 335 punt 10; geraadpleegd 2018-12-12
- ↑ Stenvert, R. e.a.Monumenten in Nederland. Utrecht. (1996) Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle; ISBN 90 400 9757 7; p. 101; geraadpleegd 2018-12-12
- ↑ Bree, C. vanHistorische taalkunde. 2e druk (1996) Acco, Leuven / Amersfoort; ISBN 90 334 3426 1; p. 158; geraadpleegd 2018-12-12
- ↑ Teylingen. D. van"J. Bernlef. Hersenschimmen" (december 1989) in:Anbeek, T. e.a.Lexicon van literaire werken. (2014) Wolters-Noordhoff, Groningen / Garant-Uitgevers, Antwerpen; ISBN 90 01 03230 3; p. 9; geraadpleegd 2018-12-12
- ↑ Paul, J.W."Het lange, zwarte haar van Maud" in: Tirade. jrg. 30 nr. 305 (juli/augustus 1986) G.A. van Oorschot, Amsterdamp. 469; geraadpleegd 2018-12-12
- ↑ Kloek, J.J.Over Werther geschreven... deel 1 (1985) HES Uitgevers, Utrecht; ISBN 90 6194 165 2; p. 38; geraadpleegd 2018-12-12
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be