Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·acht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1806 [1]
  • antoniem van geacht met het voorvoegsel on- [2]

Voorzetsel

ongeacht [3]

  1. los van
    • Iedereen kan ongeacht achtergrond of afkomst een bijdrage tot het WikiWoordenboek leveren. 
Antoniemen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongeacht ongeachter ongeachtst
verbogen ongeachte ongeachtere ongeachtste
partitief ongeachts ongeachters -

Bijvoeglijk naamwoord

ongeacht [4]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen