• on·be·smet
stellend
onverbogen onbesmet
verbogen onbesmette
partitief onbesmets

onbesmet [1]

  1. helemaal schoon, zonder dat er ziekte kiemen op zitten
    • Het IOC is al enige tijd bezig met de hercontroles van de urinestalen van de Russische deelnemers aan de Olympische Spelen van Sotsji 2014. Bij die Winterspelen in Rusland bleek het gastland op grote schaal te hebben gefraudeerd, onder meer door vervuilde monsters in te ruilen voor onbesmette stalen. Dat systeem zou door de Russische staat zijn opgezet en uitgevoerd.[2] 
    • Chloe Goins, de vrouw die in 2008 zegt te zijn misbruikt door Bill Cosby, heeft zelf ook geen onbesmet verleden.[3] 
  2. niet aangetast door laster of kwaadsprekerij
    • "Aldo heeft helemaal niets met vroeger te maken, is op geen enkele manier gelieerd aan mijn verleden, een totaal onbesmet iemand. Iemand die bovendien totaal anders is dan ik zelf ben, of dan Marc was. En dat vind ik heel fijn", vertelt Lies, die met haar nieuwe vriend een fotoshoot heeft gedaan voor de glossy die vanaf donderdag in de winkels ligt.[4] 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 07 nov. 2017
  3. de Telegraaf 18 dec. 2014
  4. de Telegraaf 10 nov. 2016
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be