• IPA: /ɔʃcɛp/
  • oš·těp

oštěp monbezield

  1. speer; een lange stok met een punt eraan, (werd) gebruikt voor de jacht en oorlogvoering
  2. speer; een lange stok met een punt eraan, (werd) gebruikt voor de atletiek
  3. (sport) speerwerpen; onderdeel in de atletiek waarbij men, na een aanloop, tracht een speer zo ver mogelijk te werpen
  1. kopí o
  2. hod oštěpem monbezield

oštěp

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het perfectieve werkwoord oštěpit