nepotisme
- ne·po·tis·me
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘begunstiging van familieleden met baantjes en goederen’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
- Ontleend aan het Franse népotisme en daarvoor van 'nepote' (neef) met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nepotisme | - |
verkleinwoord |
het nepotisme o
- onrechtmatige begunstiging van verwanten of vriendjes bij het vergeven van posten
- Paus Johannes XXII bezondigde zich schaamteloos aan nepotisme, door schenkingen en kerkelijke ambten aan vrienden en verwanten toe te kennen
- Het woord nepotisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nepotisme" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "nepotisme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
nepotisme | - |
nepotisme m
nepotisme
- nepotisme in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- Ontleend aan het Nederlandse nepotisme.
nepotisme
- Ontleend aan het Engelse nepotism.
nepotisme