• neo·na·taal
enkelvoud meervoud
naamwoord neonataal neonatalen
verkleinwoord neonataaltje neonataaltjes

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de neonataalm

  1. pasgeboren kind, neonaat, pasgeborene
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen neonataal neonataler neonataalst
verbogen neonatale neonatalere neonataalste
partitief neonataals neonatalers -

neonataal

  1. (medisch) met betrekking tot de eerste weken na de geboorte
69 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be