Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neo·naat
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Latijnse nātus ("geboren"), van nāscī ("geboren worden") met het voorvoegsel neo- met het achtervoegsel -aat
enkelvoud meervoud
naamwoord neonaat neonaten
verkleinwoord neonaatje neonaatjes

Zelfstandig naamwoord

de neonaatv / m

  1. pasgeborene
    • neonaat, kun je niet vijf minuten je waffel houden? 

Meer informatie

Gangbaarheid