neerlandofiel
- Geluid: neerlandofiel (hulp, bestand)
- IPA: / ˌnerlɑndoˈfil / (4 lettergrepen)
- neer·lan·do·fiel
- afgeleid van Neerland (verkorte vorm van "Nederland") met het achtervoegsel -fiel en met het invoegsel -o-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neerlandofiel | neerlandofielen |
verkleinwoord | - | - |
de neerlandofiel m
- liefhebber van al wat Nederlands is
- ▸ Zijn verknochtheid aan de Nederlandse cultuur en literatuur maakt Brockway echter niet tot een naïeve neerlandofiel.[1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | neerlandofiel | neerlandofieler | neerlandofielst |
verbogen | neerlandofiele | neerlandofielere | neerlandofielste |
partitief | neerlandofiels | neerlandofielers | - |
neerlandofiel
- voorliefde tonend voor al wat Nederlands is
- ▸ Weet u b.v. dat het Nederlands een der oudste talen der wereld is, met een groot prestige in landen als Indië en Japan? Hier in België leren de leidende kringen het natuurlijk anders. Maar ook in Nederland zijn de leidende kringen niet erg neerlandofiel, wat u reeds bekend was.[2]
- Het woord 'neerlandofiel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Stefaan EvenepoelJames Brockway : Het verhaal van een vertaler in: Ons Erfdeel., jrg. 39 nr. 4 (september/oktober 1996), Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonksveer, p. 543
- ↑ Weblink bron L. ThyssensBrieven van lezers : De leeuw in: Neerlandia., jrg. 89 nr. 2 (mei 1985), Jan De Graeve, Gent / Geert Groothoff, Den Haag, p. 98