1. Het Oranje Kindje wordt gebracht
Door heel Neerland blij verwacht.
  • Neer·land
  enkelvoud
nominatief   Neerland  
genitief   Neerlands  

Neerland o

  1. (toponiem: land) (dichterlijk) land in het westen van Europa, grenzend aan Duitsland en België
     Soms schrijft mij iemand om wat ik heb geschreven zonder te weten aan wie; vooral een met de hand - een of andere hand - geschreven brief, die houdt mij wel eens langer vast dan alleen voor het lezen nodig is. Iemand in Holland denk ik dan. Gek, ik denk nooit Nederland, neder is aanstellerig voor neer, en Neerland is gek voor Nederland.[2]
     Ik dank, beschikker van mijn lot!
    U voor 't geschenk van 't lieve leven;
    Maar dáárvoor dubbel dank, o God!
    Dat mij 't in Neerland is gegeven.
    [3]
  2. (toponiem) wijk van Antwerpen
     Het Neerland sluit op woensdag 29 oktober de feestelijkheden af rond het 50-jarig bestaan van de wijk.[4]
  • [1] Neêrland (om elisie aan te geven)
   1. zie: Nederland   
  1. Middelnederlandsch Woordenboek
  2.   Weblink bron Waar ben ik? in: Ons Erfdeel., jrg. 12 nr. 2 (december 1968), Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonk-Dorp, p. 73
  3.   Weblink bron Geloofsbelijdenis. (1825) in:
    Hendrik Tollens
    Gezamenlijke dichtwerken VI., 2e druk, Suringar, Leeuwarden 1855-1856, p. 80
  4.   Weblink bron “Neerland sluit feesten af” (23 oktober 2008) op gva.be