• na·ge·sprek
enkelvoud meervoud
naamwoord nagesprek nagesprekken
verkleinwoord nagesprekje nagesprekjes

het nagespreko

  1. na afloop van een evenement of voorstelling met elkaar praten over wat men gezien en gehoord heeft
    • Voor zijn documentaire sprak Alink met mensen die dicht bij hem stonden en kreeg hij de beschikking over niet eerder vertoond filmmateriaal. Zijn documentaire is op het IDFA-festival genomineerd in twee categorieën: Nederlandse documentaires en muziekdocumentaires. Op 12 maart 2017 is de documentaire, inclusief nagesprek met regisseur Alink, te zien in het Filmhuis Oldenzaal. [1] 
    • Mogen jullie zelf bepalen in welk stuk jullie spelen en welke rol jullie kiezen?", vraagt een man in driedelig pak tijdens een nagesprek na afloop van Husbands and Wives. [2] 
    • Waarom niet voor bepaalde diensten een deel van de buurtbewoners persoonlijk uitnodigen? En die buren vragen om een voor- en een nagesprek? Want weten ze eigenlijk wel wat er in de kerkdiensten gebeurt? [3] 
93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]