nachtbraken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van nachtbraken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nachtbraken | te nachtbraken | ||||||
toekomend | zullen nachtbraken | te zullen nachtbraken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben genachtbraakt | te hebben genachtbraakt | ||||||
toekomend | genachtbraakt zullen hebben | genachtbraakt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
nachtbrakend | genachtbraakt | ev. nachtbraak |
mv. verouderd nachtbraakt |
nachtbrake | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | nachtbraak | nachtbraakt | nachtbraakt | nachtbraakt | nachtbraakt | nachtbraken | nachtbraken | nachtbraken | |
verleden (o.v.t.) | nachtbraakte | nachtbraakte | nachtbraakte | nachtbraakte | nachtbraakte | nachtbraakten | nachtbraakten | nachtbraakten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal nachtbraken | zult/zal nachtbraken | zult/zal nachtbraken | zult nachtbraken | zal nachtbraken | zullen nachtbraken | zullen nachtbraken | zullen nachtbraken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nachtbraken | zou nachtbraken | zou(dt) nachtbraken | zoudt nachtbraken | zou nachtbraken | zouden nachtbraken | zouden nachtbraken | zouden nachtbraken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb genachtbraakt | hebt genachtbraakt | hebt/heeft genachtbraakt | hebt genachtbraakt | heeft genachtbraakt | hebben genachtbraakt | hebben genachtbraakt | hebben genachtbraakt | |
verleden (v.v.t.) | had genachtbraakt | had genachtbraakt | had genachtbraakt | hadt genachtbraakt | had genachtbraakt | hadden genachtbraakt | hadden genachtbraakt | hadden genachtbraakt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal genachtbraakt hebben | zal/zult genachtbraakt hebben | zult/zal genachtbraakt hebben | zult genachtbraakt hebben | zal genachtbraakt hebben | zullen genachtbraakt hebben | zullen genachtbraakt hebben | zullen genachtbraakt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genachtbraakt hebben | zou genachtbraakt hebben | zou/zoudt genachtbraakt hebben | zoudt genachtbraakt hebben | zou genachtbraakt hebben | zouden genachtbraakt hebben | zouden genachtbraakt hebben | zouden genachtbraakt hebben |