• mu·ta·geen
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘veranderlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • afgeleid van het Latijnse mutare met het achtervoegsel -geen [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mutageen mutagenen
verkleinwoord mutageentje mutageentjes

het mutageeno

  1. (genetica) een genotoxische stof die het DNA beschadigt
    • De bedoeling van het onderzoek was het effect van het mutageen te bepalen. 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen mutageen mutagener mutageenst
verbogen mutagene mutagenere mutageenste
partitief mutageens mutageners -

mutageen

  1. (genetica) wat een genetische verandering teweegbrengt
    • Een kankerverwekkende en mutagene stof. 
51 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[3]