mutageen
- mu·ta·geen
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘veranderlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- afgeleid van het Latijnse mutare met het achtervoegsel -geen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mutageen | mutagenen |
verkleinwoord | mutageentje | mutageentjes |
het mutageen o
- (genetica) een genotoxische stof die het DNA beschadigt
- De bedoeling van het onderzoek was het effect van het mutageen te bepalen.
- [1] mutagenese
1. stof
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mutageen | mutagener | mutageenst |
verbogen | mutagene | mutagenere | mutageenste |
partitief | mutageens | mutageners | - |
mutageen
- (genetica) wat een genetische verandering teweegbrengt
- Een kankerverwekkende en mutagene stof.
- Het woord mutageen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mutageen" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mutageen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mutageen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be