de tail van een molenwiek
  • mo·len·wiek
enkelvoud meervoud
naamwoord molenwiek molenwieken
verkleinwoord

de molenwiekv / m

  1. een van de uitstekende bladen van een windmolen
    • De as van de molenwiek rust vooraan op een stevige blok hout, toont hij. Deze was rot. De molenaar vroeg ons om het te vervangen. Het klinkt als een verhaal van pink en twijg en even prutsen tot het past. Maar eigenlijk is het een werk van drie mannen die enkele massieve blokken eik van een halve ton naar boven hijsen, op eigen kracht. [2] 
    • Hoe ernstig de gevolgen van een klap met een molenwiek kunnen zijn, bleek in 2011 in Radewijk (Overijssel). Een 2-jarig jongetje overleed na een klap van een wiek. [3] 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 13 SEPTEMBER 2014
  3. Tubantia Folkert van der Krol 11-01-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be