• mis·han·de·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mishandelen
mishandelde
mishandeld
zwak -d volledig

mishandelen

  1. overgankelijk iemand slecht behandelen en pijn doen of verwonden
    • Omdat hij eind februari een vierjarig meisje heeft mishandeld werd een Drachtster (24) donderdag door de Leeuwarder rechtbank veroordeeld tot een celstraf van acht maanden. 
     Een vrouw uit Kansas vertrouwde me toe dat ze de benen had genomen na mishandeld te zijn in haar huwelijk.[1]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be