• min·ner

minner

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van min
enkelvoud meervoud
naamwoord minner minners
verkleinwoord minnertje minnertjes

de minnerm

  1. (verouderd) minnaar, mannelijke geliefde


  • min·ner
Naar frequentie 1283

minner

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van minne


  • min·ner

minner

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van minne